Terug

HOLLANDS INDIË

Op 17 augustus 2005 werd in Jakarta het zestigjarig bestaan van de onafhankelijkheid van Indonesië gevierd. Nederland was voor het eerst op die plechtigheid aanwezig. Maar hoe Hollands zat minister Bot daar op zijn stoel?

Eens was Holland een machtige imperialistische staat. Het oefende aanvankelijk economische en later staatkundige macht uit in een gebied waarmee het demografisch en volkenkundig geen enkele band had: Nederlands-Indië. Hoe was dat allemaal gekomen?

Het begint allemaal bij Jan Huygen van Linschoten, een 19 jarige Hollandse zeeman die in 1583 op een Portugees schip meevoer naar de westkust van het huidige India dat in handen was van Portugese kooplieden.1) Met behulp van de reiservaringen van Jan Huygen en informatie uit Portugese bronnen ontwikkelden Hollandse kooplieden een plan om een eigen zeeweg naar Indië te zoeken. Ze moesten wel, aangezien ze voor de begeerde specerijen niet langer terecht konden in de Portugese havens die sinds 1580 in Spaanse handen waren gekomen. Daarom er zelf maar op af!

In 1595 ging de eigenzinnige Cornelis de Houtman met vier schepen naar de Oost, een reis met veel onenigheid en tegenslag. Men keerde na ruim twee jaar in Holland terug, vrijwel zonder lading maar wel met de kennis van een eigen zeeweg. Van de 250 schepelingen waren er onderweg 160 omgekomen. In 1602 bundelden de Hollandse kooplieden hun belangen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) die het alleenrecht verwierf op de handel beoosten Kaap de Goede Hoop. Daarmee was het handelskolonialisme van ons land geboren. We zouden tot 1949 de baas van Indië zijn. Er was heel wat te verdienen! Soms kon er op bij voorbeeld kruidnagelen 1100% winst gemaakt worden. Dat is kassa!

De ontwikkeling van Hollands macht in Indië is begonnen met kleine handelskantoortjes op Java en de Molukken. Het ging om de winst en niet om het landbezit. In de 18de en 19de eeuw zoekt ons land territoriale uitbreiding. Dat loopt aan het eind van de negentiende eeuw door de operaties van generaal Van Heutsz in Atjeh op de beheersing over het gehele gebied uit. Dat heette pacificatie. Het kostte tienduizenden inheemsen en tal van Hollandse soldaten het leven. Van Heutsz hield er in Amsterdam twee standbeelden aan over. Eeuwenlang zijn de inheemse volkeren in Indië uitgebuit, waarmee wij konden wedijveren met de Engelsen en de Fransen in hun koloniën, waartegen in ons land hier en daar wel eens protest werd aangetekend. Het duidelijkst in 1860 door de voormalige assistent-resident Eduard Douwes Dekker die onder de schuilnaam Multatuli een strekkingsroman publiceerde: Max Havelaar of de koffij–veilingen der Nederlandsche Handel-maatschappij. Dat boek eindigt met de aanklacht tegen koning Willem III of hij het kan aanzien dat ‘daarginds meer dan dertig miljoenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in Uwen naam?’2) Multatuli zou zijn aanklacht meervoudig herhalen in zijn boek Minnebrieven.3) In de politiek van Nederland heeft Multatuli’s pleidooi in de Havelaar voor een menswaardiger behandeling van de inlanders geen invloed gehad. Eén liberaal Kamerlid maakte geen melding van de titel, maar wel van het effect: ‘Er is in den laatsten tijd eene zekere rilling door het land gegaan, veroorzaakt door een boek.’4) Veel haalde dit niet uit. Pas toen na de Eerste Wereldoorlog de tijd rijp werd voor dekolonisatie, mede ten gevolge van het ontstaan van nationalistische bewegingen, werd de Havelaar uit de kast getrokken. Ik merk hierbij op, dat Multatuli in het geheel geen voorstander was van Indië los van Holland. Hij wilde een einde maken aan de uitbuiting. Dat had gekund, maar gebeurde niet.

Het dekolonisatieproces van Indonesië is zeer moeizaam verlopen. Nederlandse regeringen tussen de beide wereldoorlogen verstonden de tekenen des tijds niet. Toen in 1936 in de Volksraad van Nederlands-Indië de petitie-Soetardjo werd aanvaard om tot een gedachtewisseling te komen over de verzelfstandiging van Nederlands-Indië binnen koninkrijksverband binnen tien jaar, kon Den Haag in 1938 niet anders dan afwijzend reageren.5) De Japanners gaven in feite de doodssteek aan de kolonisator. Ir. Soekarno kon tussen 1942 en 1945 in bedekte vorm aan de uitbouw van het nationalisme werken. Twee dagen na de capitulatie van Japan werd in de Proklamasi door Hatta en Soekarno de onafhankelijkheid van Indonesia uitgeroepen. Daartegen viel in feite niet veel meer te doen. Toch heeft ons land in twee oorlogen, politionele acties genoemd, getracht de economische voorrechten van de kolonisator te herwinnen. Het is door toedoen van de Veiligheidsraad, zijn eerste klus!, beëindigd. De VS dreigden met intrekking van de Marshallhulp. Toen ging de Tweede Kamer, zij het morrend, door de knieën.

De soevereiniteitsoverdracht moest voor 1 januari 1950 zijn gerealiseerd. De betrekkingen tussen Nederland en de nieuwe staat Indonesia gingen stroef. Tienduizenden Nederlanders zijn in de jaren ’50 gerepatrieerd. Met de afloop van de kolonisatieperiode bleven velen moeite houden. De feiten zijn, dat in de periode 1945 – 1949 ten gevolge van de oorlogshandelingen 100.000 inheemsen en enkele duizenden Nederlandse militairen zijn omgekomen. Waarvoor? Geen Nederlandse regering heeft de zinloosheid der beide politionele acties onder woorden gebracht. Nee, Drees wilde indertijd, toen de excessen van het Nederlandse optreden openbaar werden, zelfs het nut van de politionele acties niet in twijfel trekken. En nu onze eigen tijd.

In 1995 stond het eerste kabinet- Kok voor de keuze: wel of niet deelnemen aan de viering van vijftig jaar onafhankelijkheid. De regering wenste geen moeilijkheden met de oud-strijders, hun nabestaanden, noch met de VVD. Het economische herstelproces kreeg alle prioriteit. Kok koos ervoor, ons staatshoofd niet te laten deelnemen aan de herdenking in Djakarta. Er was in 1995 alle ruimte voor herbezinning. Vele historische studies hadden gewezen op de kwalijke rol der katholieken, kort na de Bevrijding. De grote drijver achter de oorlog was de landvoogd in Batavia, dr. Beel geweest.6) De Katholieke Volkspartij had de PvdA, die vooral uit was op de invoering van sociale wetten, in de tang genomen. Zoals gezegd: Beel zat in Batavia, minister van Overzeese Gebieden was Sassen (KVP), fractieleider van de KVP in de Kamer was Romme. Deze drie waren de oorlogsdrijvers. Zo is het gekomen dat de sociaal-democraten medeverantwoordelijk werden voor de twee oorlogen tegen Indonesia in 1947 en 1948/1949. Tot op de dag van vandaag is er van de zijde van deze partij niets gehoord in de vorm van verontschuldigingen. Van het CDA, waarin de KVP opging, hoort men sowieso nooit iets in deze richting. Alleen dooddoeners krijgen we te horen.

Zestig jaar na dato kan men in Den Haag aan een politieke reactie niet meer ontkomen. Er wordt niet gekozen voor excuses, de politieke fouten van 1945-1949 worden niet erkend. Wat heeft minister Bot dan wel verklaard? Officieel heeft onze regering te kennen gegeven dat zij de Onafhankelijkheidsverklaring van 17-8-1945 ‘politiek en moreel accepteert.’ Voorts heeft hij medegedeeld, dat Nederland in de vier na-oorlogse jaren aan de verkeerde kant van de geschiedenis stond. Eerst dat laatste: dat is een vorm van valse beeldspraak. Men staat achter de daden waarvoor men verantwoordelijk is of niet. Een tussenweg is er niet. Maar wat wordt verstaan onder de verkeerde kant van de geschiedenis? Die geschiedenis hebben de kabinetten op instigatie van de Kamer zelf gemaakt; Het betreft drie kabinetten: het kabinet-Schermerhorn, het eerste kabinet-Beel en het kabinet Drees-van Schaik, KVP en PvdA. In het laatstgenoemde kabinet zaten ook VVD’ers. Bot vlucht in nevelige termen om de eigenlijke verantwoordelijkheid te ontlopen.

Het politiek en moreel accepteren van de 17de augustus 1945 als begin van de onafhankelijkheid is geen erkenning van die datum. Men zegt dat het aanbieden van excuses voor de politieke beslissingen enorme schadeclaims zal opleveren. Daarin heeft Balkenende geen zin. Daarom een compromis. De Indonesische autoriteiten aanvaarden dit alles met een glimlach, want zij weten dat het ons land maar om één ding te doen is: het aanhalen van de economische banden tussen beide staten. Er is voor Holland heel wat te verdienen, aangezien er op grond van het koloniale verleden veel expertise in ons land aanwezig is. Die kennis willen we wel exporteren. Dat is gunstig voor de opvolgers van de Nederlandse Handel- Maatschappij. Kortom: Bot gaf een diplomatieke, geen wezenlijk politieke reactie. Het wachten is nu op een regering die zich verontschuldigt voor de misdaden die Nederland in Indonesië heeft bedreven. Aan diplomatiek gedoe hebben we na zestig jaar geen behoefte meer. Dat diplomatieke gedoe is echt Hollands!

Fries de Vries

1)       Loe de Jong – Het Koninkrijk der Nederlanden (…), dl. 11a, p. 20 sqq

2)       Editie – 1860, dl 2, p. 185

3)       Amsterdam, 1861

4)       Aangehaald in Dik van der Meulen – Multatuli (…). Nijmegen, 2002, p. 418

5)       Loe de Jong, dl. 11a, p. 425

6)       Daarover Henry Faas in De Tijd, 17-6 1983, n.a.v. Jan Bank -  Katholieken en de Indonesische  Revolutie.